De grondverf voor de huid
– Sankir of Litshnoje –
Sankir komt van het Griekse woord “sarks”dat vlees betekent, terwijl litshnoje van de Russische “litzo”- aangezicht – komt. Het is de kleur die op dié plaatsen gelegd wordt waar de huid (èn haar en baard) zichtbaar zijn. Ik gebruik een mengsel van oker (4 delen) en zwart (1/2 deel). Deze sankir~kleur bedekt dus gelijkmatig álle “vlees” èn baard èn haren.
Het licht op het gelaat
We beginnen eerst met een donkerbruine kleur de lijnen over te trekken voor neus, mond, ogen, haren, baard, snor en oren. Deze kleur kan bijna zwart zijn maar mag niet 100% zwart zijn. Je krijgt deze kleur door zwart en rood, terra di Siena en ultramarijn, terra di Siena en zwart en sankir en zwart te mengen. Voor het opleggen van de lichtpunten heeft iedere iconenschilder zijn eigen methode die echter in hoofd zaak op elkaar lijken, namelijk: het opwerken van donker naar licht, het gebruik van oker kleur, het schilderen met heel “natte” verf. Het ikonen schilderen wordt soms vergeleken met God’s schepping: van donker naar licht – men moet eraan wennen om met dunne verf te werken zodat de oudere lagen er door schijnen. Ik geef hieronder de methode van werken aan, die ikzelf volg. Voor de methode worden alle tinten van te voren klaargemaakt.
Als alles droog is wordt de hele oppervlakte van de wang met het wateremulsie mengsel bedekt (dus uit potje D) om na te gaan hoe de overgangen zijn geworden. Zolang het emulsie-water mengsel nat is geven de kleuren dezelfde tonaliteit weer die ze zullen krijgen als de ikoon gelakt is.
A in een apart potje zuiver (ongemengde) lichte- of goud-oker. B een potje met een mengsel van dezelfde oker en terra di Sienna, zó dat het resultaat een kleur oplevert die lichter is dan het sankir. C een potje waarin A en B half om half gemengd worden en D een potje met een mengsel van emulsie (eigeel) en water. Het naast elkaar leggen van de lichtpartijen. Men gebruikt er de verfmengsels voor uit de potjes A, B, C en D. Begin met A, dus zuivere oker op dié plaatsen leg en waar het hoogste licht valt (nummer 1 op de afbeelding). Daarna – met uitsparing van een smal “straatje”- de nummers 3 bedekken met B en terwijl alles nog flink nat is, de straatjes vullen met C, ervoor zorgend, dat aan beide kanten goed contact ontstaat (op de afbeelding zijn deze C-overgangen gearceerd) en daarna de lijn A-B-C-A-B-C met potje D bewerken, zó dat de randen zacht worden.